Voor sprookjesachtige nachten hoef je niet ver van huis te gaan. Als je in een oude houten zeilboot naar een zandbank vaart, die ’s nachts droog komt te liggen, waan je je mijlenver van de bewoonde wereld.
Vanavond stappen we aan boord van de Willem-Jacob, de 26 meter lange houten zeilboot die sinds 1889 de Nederlandse wateren bevaart. Vroeger deed ze dat als vrachtschip, toen hokten hele families samen in het achterste ruim en werd de vracht in het middelste gedeelte ondergebracht. Die vracht heeft nu plaatsgemaakt voor een slaapzaal met plek voor 22 mensen, een keuken en een gezellige zit- en eethoek.
‘Zeilen is als dansen,’ zegt Tjerk, de kapitein van het schip, ‘en welke dans we doen hangt af van de muzikanten buiten: vanavond doen we dus een slow.’ Terwijl Tjerk met oplettende blik aan het roer draait, lig ik met mijn rug op het dek, starend naar de nachtelijke hemel – waar jammer genoeg weinig sterren te zien zijn door het sterke licht van de volle maan. In de verte werpt de vuurtoren van Schiermonnikoog zijn draaiende licht waarschuwend op de stille wateren.
Na een paar uur varen laten we ons anker vieren boven een zandbank tussen Lauwersoog en Schiermonnikoog. Het is intussen al bijna twee uur ’s nachts en de slaapzaal licht al bijna vol ronkende mensen, die de paar uurtjes slaap die ik nog heb niet lucratiever maken. Om half zes word ik wakker van gestommel op het dek, als een slaapwandelaar beklim ik het trappetje naar boven, waar ik even met mijn ogen moet knipperen om te geloven wat ik zie: de zee om ons heen is verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor een sprookjesachtig landschap.
Wanneer mijn voeten de vochtige grond raken, buigt die een beetje mee, met elke stap laat ik een plasje water achter me. Als ik me omdraai, zie ik enkel het silhouet van deze machtige zeilboot dat getekend wordt door het licht van de maan. Niet wetend of ik het beeld het best kan vangen op mijn netvlies of op mijn camera, loop ik een paar rondjes rond de boot. Ik spring over enkele riviertjes van zeewater dat zijn plek weer probeert op te eisen en pas wanneer mijn tenen door mijn schoenen nat beginnen te worden geef ik me gewonnen. Morgen voert dit onschuldige water ons weer weg van het eiland, dan wordt het ongetwijfeld een samba.