Monique heeft geen werk en geen huis, maar is nog nooit zo druk geweest. ,,Het gaat om overleven. Als ik even stilsta, ben ik verloren.” Ze schrijft alles op in een boekje dat ze in duizendvoud op stations wil verspreiden. ,,Ik hoef er geen geld voor, maar wil dat iedereen weet hoe het is om op straat te leven.”
Monique komt te vroeg aan in het koffiehuis waar het interview plaatsvindt en wordt meteen weggestuurd. ,,Want wij weten van jouw gedrag hierbuiten”, zegt de ober. Dus staat ze in de kou te wachten om haar verhaal te doen. ,,Het is mensonterend, hoe je soms wordt behandeld”, zegt ze terwijl haar ogen vollopen. ,,Het kan iedereen gebeuren, die ober ook. Als hij me dan om hulp vraagt, zou ik er staan. Want ik begrijp het, ik kon vroeger ook op mensen neerkijken. Dat zal ik nooit meer doen.”
Vroeger had ze geld, werd ze niet weggestuurd uit koffiehuizen. Ze had een zeskamerwoning, een eigen onderneming zelfs, zegt ze, en drie kinderen onder haar hoede. Ze had geen flauw idee dat haar nieuwe vriend verslaafd was. Hij trok bij haar in en stal alles wat los en vast zat. Hij ging bij klanten langs en vroeg hun vooruit te betalen, stal haar nieuwe scooter en verkocht die voor wat coke. Voor ze het wist stond de politie voor haar deur en werd ze haar huis uitgezet, omdat ze de huur niet meer kon betalen. Haar vriend vertrok met de noorderzon, maar de schulden bleven.
Het is 18.00 uur, station Den Haag Laan van NOI. De drukste tijd van de dag. Mensen rennen trappen op en af, hebben haast om thuis te komen na een lange werkdag. Maar Monique heeft geen werk en geen thuis. Dus staat ze hier. En vraagt ze twintig cent aan voorbijgangers. ,,Het lijkt weinig, maar tien keer twintig cent is een overnachting in het daklozencentrum. Ik ben ook al blij met vijf cent. Mensen gooien het gewoon op straat, maar voor mij is tien keer vijf cent een broodje.”
Creditcards
Om 18.05 uur stelt Monique zich strategisch op in de hoek van het station. Haar ogen zoeken tussen de drommende mensen naar een man van middelbare leeftijd met een rode jas. Als ze hem ziet, wringt ze haar smalle lijfje tussen de horde mensen die bijna over hun eigen voeten en over haar struikelen. Ze loopt een stukje met hem mee en hij duwt een bankbiljet in haar hand. ,,Dat doet hij elke maandag, sinds ik zijn vrouw haar verloren portemonnee met geld en creditcards teruggaf.”
Natuurlijk gaat het niet altijd zo. Veel mensen bijten haar toe dat ze moet werken, zoals iedereen. ,,Alsof dit zo leuk is”, zegt ze. Dus vroeg ze zo iemand eens met haar mee te lopen. ,,Na een kwartier en een stuk of tien trappen, gaf hij het op. Dit werk is harder dat wat eender wie hier doet. Zij gaan lekker naar huis, dat doe ik niet. Het begint wanneer ik opsta en eindigt als ik mijn ogen sluit. Er is geen vakantie en het stopt nooit. Als ik stop, heel even maar, heb ik geen eten en lig ik op straat. Daar denken mensen niet bij na.”
Maar ze kan hier niet lang blijven. ,,Want ze houden me in de gaten.” Op bedelen staat namelijk een boete van 250 euro. Dus neemt ze de Randstadrail naar Den Haag Centraal. Behendig glipt ze achter een nietsvermoedende jongeman door het poortje, zonder gepiep. Noch de man noch de bewegingsdetector ontwaart haar kleine lichaam. Ze glipt door de mazen van de wet, letterlijk en figuurlijk. Nu pas, na jarenlang op straat te leven, krijgt ze in Leiden een daklozenuitkering.
Zittend in de tram biggelt een traan over haar wang. ,,Opeens merk je dat echt alles om geld draait. Vanaf het moment dat je dat niet meer hebt, word je niet meer gezien als mens. Reken maar dat ze me in dat koffiehuis anders behandeld hadden als ik een hoopje biljetten op tafel had gelegd.”
Achter een warme chocolademelk bij de Starbucks op Den Haag Centraal vertelt ze verder. ,,Je gaat de kleine dingen wel appreciëren.” De warme drank ontdooit haar verkleumde botten, die de winter nauwelijks doorstonden. Enige tijd terug, zo beweert ze, brak ze haar arm nadat ze van de trap viel toen ze een oud vrouwtje hielp. ,,Pas toen het bot echt uitstak, ging ik naar het ziekenhuis”, vertelt ze, terwijl ze een litteken toont dat nu op haar arm prijkt. ,,Maar dat vrouwtje komt me nu wel elke dinsdag broodjes brengen. Dat soort kleine vriendelijkheden helpen me de dagen door, zowel mentaal als fysiek.”
Ze maakt ook veel mooie dingen mee. Zoals de ontmoeting met de alleenstaande moeder die haar baan kwijt was en diep in de schulden zat. ,,Ik heb de tijd om met zo iemand te gaan zitten. Ik vertelde haar dat ze door moest zetten, voor haar kind. Een week later kwam ze me vertellen dat ze een nieuwe baan had en ze liep weer met rechte schouders door de stationshal.”
Enkele jaren geleden ontmoette ze een studente die net als zij weinig geld had. Monique gaf haar een koekje, daarop rende ze naar huis om terug te komen met een klein doosje. ,,Ze vertelde dat ze het al lange tijd bewaarde voor een bijzonder persoon.” In dat doosje bewaart Monique nu alle spulletjes die ze van voorbijgangers krijgt, hoe klein ook. Alle bijzondere ontmoetingen noteert ze in een boekje. Ze zegt dat een uitgever belangstelling toonde voor de inhoud en haar vroeg hoeveel ze ervoor wilde. Ze antwoordde: ,,Niets.” Ze wil dat hij het boekje in duizendvoud afdrukt en over alle stations in Nederland verspreidt, zodat de mensen weten wat het is om als dakloze te leven, en hoeveel een klein gebaar kan doen. ,,Al die kleine gebaren die nu in het doosje zitten, komen op de omslag van het boekje te staan.”
Ik zie dingen die andere mensen niet zien
Monique
Gummibeertje
Sinds ze op straat woont, kijkt ze anders naar de wereld. ,,Ik zie dingen die andere mensen niet zien. Ik zie de vrouwen die met een dikke buik van de trein stappen en een tijdje later met een kind op het perron staan. Ik zie de kinderen opgroeien. Ik zie de kraai die vecht met een rood gummibeertje. Daarom kan ik soms hardop staan lachen op het perron, dan kijken mensen soms raar op van hun smartphone.”
Op Den Haag Centraal leerde ze pianospelen, ze gaat zitten op de kruk en vanaf het moment dat haar vingers de toetsen raken, lijkt ze van de wereld te verdwijnen. Met een verwrongen gezicht gaat ze op in het pianospel. ,,Het spel is mijn leven”, zegt ze. ,,Gehaast, vluchtig en triest tegelijkertijd.” Elke dag is een emotionele achtbaan voor Monique. ,,Sommige mensen behandelen me als vuil, maar het kleinste gebaar kan mij weer de kracht geven om door te gaan. Er zijn ook zoveel ongelofelijk lieve mensen in de wereld, zoals de mevrouw die elke dag een boterham voor me smeert of sokken voor me breit in de winter.”
,,Ik heb weleens overwogen voor de trein te springen”, zegt ze. ,,Maar wie schiet daar iets mee op? Toen ik het diepst zat, sprak ik een arme, oude vrouw die me vroeg niet op te geven. Op haar arm waren nummers getatoeëerd, ze had in Auschwitz gezeten. Daar verloor ze heel haar familie en vocht ze voor haar leven. Ze pakte mijn hand vast en ik beloofde haar door te zetten. Als ik het nu niet meer zie zitten, denk ik aan de belofte die ik haar deed. Als zij Auschwitz overleeft, kan ik dit.”
Vrienden zijn haar meer waard. ,,Die maak je elke dag op straat. Ik had al lang jouw tas kunnen meenemen, maar dan was ik een goede vriendin kwijt. Ik steel niet en verkoop mijn lichaam niet, hoewel ik daar vaak genoeg de kans toe heb.”
,,Dat is de enige uitweg die ik heb, het behouden van mijn eigenwaarde”, stelt ze. ,,Mannen steken me regelmatig twintig euro toe in ruil voor wat handwerk. Maar dat doe ik voor geen enkele som geld. Als ik daarmee begin, of met stelen, kom ik nooit meer uit deze situatie. Ooit wil ik de draad oppakken en weer aan het werk hier in Den Haag. Dan kan ik niet iemand tegenkomen met wie ik seks heb gehad voor geld, dan ben ik verloren.”
De winter is extra moeilijk. Monique heeft nauwelijks vet aan haar lijf en staat buiten te klappertanden, met bevroren vingers en tenen. Haar gympen zijn platgelopen en bieden amper bescherming tegen de kou. ,,Het slapen op vieze matrassen in het daklozencentrum, waar de ontlasting op de muren gesmeerd wordt. Het vieze ondergoed elke keer dat ik ongesteld ben. Het wordt dan allemaal extra zwaar.‘’
Hoe koud het ook is, elke ochtend maakt Monique zich op voor de spiegels in het daklozencentrum. Ze zegt niet in de buurt te komen van drank en drugs. ,,Dat is het laatste beetje dat ik nodig heb om eraan onderdoor te gaan. Als ik me daaraan overgeef, is er geen weg terug. Dan beland je in een vicieuze cirkel waar geen weg uit is.‘’
De naam van Monique is om privacyredenen gefingeerd.